'Familie-virus'

Quatuor Tchalik & Dania Tchalik

Het vorige concert, dat van Liza Ferschtman en Enrico Pace, miste ik wegens een griepje. En het had een haar gescheeld of ook de avond met Quatuor Tchalik had ik gemist. U kent dat wel: rondzingende virussen in de familie, van kleinzoon naar dochter, naar opa, terug naar kleinzoon, naar oma etc. Helaas moest mijn echtgenote het concert thuis via de radio beluisteren, geveld door heftige hoestbuien. En kennelijk waren er veel zieken want de zaal was 60-70% gevuld, naar mijn schatting.

Bij het betreden van de zaal werd ik aangenaam verrast door de stemmige belichting van het decor. Het effect is een sfeer van intimiteit, versterkt door gedimd zaallicht. Jammer dat de corona-opstelling met zitjes is verdwenen: dat was nou hélemaal de ambiance van een 19e-eeuwse salon! Het Quatuor Tchalik met pianist Dania Tchalik riep die ambiance echter – schijnbaar – moeiteloos op. Met hun prachtige spel, perfect synchroon, alsof de klank uit één instrument komt, subtiel zacht maar soms ook fffffortissimo, betoverden ze hun toehoorders met een drietal prachtige werken en een overbekende toegift. 

De programmeurs van de NSvK weten mij met hun keuze steeds weer te verrassen. Want eerlijk gezegd: van de componisten Hahn en Escaich had ik nog nooit gehoord. En afgaand op de jaartallen bij hun namen dacht ik: dat zal wel piep-knars-knor-muziek zijn. Modern dus, waarvan ik geen liefhebber ben (althans niet op cd of op de radio). Maar het moet gezegd: alle concerten van de NSvK met een moderne component heb ik achteraf zeer gewaardeerd. Voor mij een bewijs van de stelling dat je het moderne repertoire écht live moet beluisteren. Dat gold dus deze avond ook weer.

Het pianokwintet van Hahn vond ik verrassend. Af en toe meende ik Beethoven te horen. Het was veel melodieuzer dan ik verwacht had en waar het programmaboekje meldde dat de sfeer van de ‘belle époque’ erin klinkt, meende ik meer de ‘roaring twenties’ te horen. Het kwintet van Franck klonk voor mij veel moderner dan dat van Hahn, terwijl het 40 jaar ouder is. Niettemin een prachtig werk, waarin instrumenten met elkaar in gesprek lijken te zijn, zangerig, weemoedig, opgewonden soms. Wat een contrast met het kwintet van Escaich. Een ontzettend moeilijk stuk om te spelen, lijkt me, deze mallemolen van noten. Spookachtig, creepy soms, eindigend in zacht gespeelde dissonanten, maar meeslepend en spannend. Dat vond mijn echtgenote ook, thuis naast de radio. Dat is razend knap als je dat als ensemble kunt overbrengen. Mysterieus is overigens de onderlinge communicatie van dit vijftal: ik zag de strijkers nog wel blikken wisselen, maar de pianist heb ik geen moment zien communiceren met één van zijn broers of zussen. Zó goed zijn ze dus kennelijk op elkaar ingespeeld. 

Het publiek liet zich zoals gezegd betoveren. Het was muisstil tijdens zacht gespeelde passages. Zelfs de irritante hoestjes bleven tot een minimum beperkt. Het liet de vijf spelers een aantal keren terugkeren om applaus in ontvangst te nemen, hetgeen leidde tot een overbekende toegift: Cantique de Jean Racine van Fauré, dat de koorzangers onder ons vast wel kennen. 

Mijn conclusie: het Quatuor Tchalik, inclusief de pianist, had last van een prettige familievirus-cocktail: muzikaliteit, onderlinge verbondenheid, zeggingskracht, spelvreugde, waarmee ze ook het publiek hebben besmet. En het was achteraf goed om te horen dat mijn echtgenote dat virus ook heeft opgepikt…