Liza Ferschtman
Marc Desmons
Antoine Lederlin
“Wij zijn maar liefhebbers…”
Op woensdagavond 23 november fiets ik, door een dikke najaarsmist die alle licht en geluid dempt, naar Concertgebouw De Vereeniging. Zulke dichte mist geeft absoluut een bijzonder effect, met zich behoedzaam voortbewegende schimmen, plotseling opdoemend verkeer, alles in een zacht schijnsel, maar vanavond kan ik er de poëzie maar moeilijk van vatten. Ik ben op weg naar een concert waar ik me al een tijd op verheug en waar in licht en geluid – lees: muziek – juist in de schijnwerpers staan.
Een bijzonder aantrekkelijk program ma wacht de luisteraar vanavond: twee klassieke composities naast twee twintigste-eeuwse en tegelijkertijd veel minder bekende werken. Het herinnert me aan een concert dat ik eens bijwoonde, waarin deze formule tot uitgangspunt was gemaakt: œuvre phare & œuvre rare, herkenning en ontdekking bewust naast elkaar geplaatst binnen hetzelfde programma. Maar als ik daar dan weer even over nadenk, het programma van vanavond in mijn achterhoofd, realiseer ik me dat Schubert en Beethoven natuurlijk giganten zijn, maar dat de strijktrio’s D 581 en opus 9 nr. 1 nou niet direct overbekende werken zijn. Dus eigenlijk word t deze avond één groot avontuur! Ik krijg er steeds meer zin in.
Het is alweer iets meer dan vijf jaar geleden dat Liza Ferschtman te gast was in de Nijmeegse kamermuziekserie. In 2006 speelde ze een programma met sonates voor viool en piano, nu wordt het met een strijktrio een totaal andere avond.
De musici beginnen hun muzikale reis met Franz Schubert. Zijn Strijktrio D 581 kent een wat statige opening, maar al snel ontspint zich een luchtig tweegesprek tussen viool en cello. De trioklank van Ferschtman, Desmons en Lederlin is direct mooi in balans en tegelijkertijd warm en zuiver. Deze compositie is een werk in de klassieke traditie, zoals Haydn, Mozart en de jonge Beethoven schreven. Transparante muziek, klare lijnen. Maar in de uitvoering van vanavond zijn de contrasten in sferen groter dan ik gewend ben van de klassieke werken, en klinkt meer dramatiek. Dat is al direct hoorbaar in het openingsdeel: d e uitersten worden opgezocht, van zacht en voorzichtig spel tot een gepassioneerde en intense samenklank. Ook de stiltes tussen opeenvolgende passages zijn wat langer, waardoor de muziek nog extra intensiteit en zeggingskracht krijgt. Het tweede deel, het sierlijke Andante, wordt in dezelfde sfeer gepresenteerd. Zo lijkt het vanavond alsof de late Schubert al tot ons spreekt, maar dan wel nog in een duidelijk klassiek geproportioneerd trio. De lange lijnen en de veelvuldig terugkerende thema’s die zo kenmerkend zijn voor de latere werken hoor je hier nog niet, maar de zo herkenbare intense en gevoelige schoonheid zijn in dit trio van de twintigjarige componist al volop aanwezig, net als het zonnig en bijna speels musiceren (heel mooi in het menuet). Het zijn dezelfde muzikale ideeën, die hier al bespeurbaar zijn.
De viool laat de cello en altviool ook ruimte om op de voorgrond te treden, met de warme melodie voor de altviool in het Menuetto als hoogtepunt. Ook is er plaats voor lyriek: tegen het einde van het Andante zingt de viool, direct daarna gevolgd door een zachte slotklank van de drie instrumenten tezamen. Ook aan het eind van het Rondo schrijft Schubert een korte lyrische lijn voor d e viool, waarna het trio mooi en ingetogen eindigt. Alleen het Menuetto had misschien iets lichter van toon mogen zijn, maar in zijn geheel was dit een schitterend trio, prachtig uitgevoerd met veel aandacht voor al Schuberts muzikale vondsten.
Als tweede werk staat het Duo voor viool en cello van Erwin Schulhoff geprogrammeerd. Schulhoffs duo is onverwacht ontregelend, als luisteraar word ik echt overrompeld. Na veelvuldig beluisteren durf ik te zeggen dat ik dit stuk best goed ken, maar vanavond in de concertzaal realiseer ik me pas hoe rijk deze compositie werkelijk is. Nauw vervlochten melodielijnen, zacht fluitende flageoletten, bruuske staccato passages, direct in het openingsdeel al slaagt Schulhoff erin om met een schamel tweetal instrumenten een verrassende rijkdom aan samenklanken en stemmingen te creëren. Het energieke tweede deel Zingarese is totaal anders: met het tokkelen en plukken van de snaren, de bijna raspende en dan weer fluitende viool lijkt in een wilde dans Stravinsky’s soldaat voorbij te komen, zorgeloos en vrolijk zingend. De extase en expressie door ritmische beweging – Schulhoffs muzikale credo, zie de programmatoelichting van vanavond – zijn hier onmiskenbaar. De instrumenten klinken op een gegeven moment zelfs bijtend en schurend, en zo gaat het levenslustig door tot vlak voor de slotmaat. Een zacht pizzicato einde leidt direct het derde deel in, waarin de viool met demper een langzame lyrische lijn zingt, de cello zachtjes plukkend in de begeleiding. En dan draaien de rollen om: de cello zingt, de viool begeleidt. En daarna weer terug. In dit deel is het een voortdurend over en weer tussen viool en cello, een rolverwisseling die ik bij het beluisteren van dit duo, thuis, nooit heb opgemerkt. En wat een prachtige fluwelen vioolklank, de melodielijn wordt zacht strelend aan het instrument ontlokt. Dit mooie Andantino eindigt met flageoletten, de viool en cello fluiten samen heel zacht de hoogte in, alsof de klanken vervluchtigen. Het thema van het laatste deel Moderato is verwant aan het thema uit het openingsdeel. De cello plukt akkoorden met een volle en sonore klank. Daarna volgen opnieuw de meanderende melodielijnen, de instrumenten draaien om elkaar heen, dan is de atmosfeer van de Zingarese er opeens weer en onstuitbaar marcheert het stuk met unisono lijnen van viool en cello naar een krachtig slot.
Het is verbazingwekkend hoeveel verschillende samenklanken en hoeveel uiteenlopende stemmingen met deze twee instrumenten te creëren zijn. Schulhoff laat het hier allemaal horen, in een indrukwekkend rijk muzikaal betoog.
Na de pauze spreekt Liza Ferschtman het publiek kort toe om uitleg te geven over het werk van Hans Krása, dat als eerste na de pauze op het programma staat. Ze vertelt over Krása en daarbij merkt ze op dat vriendin Nadia Wijzenbeek haar op Krása’s muziek heeft geattendeerd. Wijzenbeek speelt in een professioneel strijktrio, vertelt Liza Ferschtman, het gelegenheidsensemble van vanavond kan je daarmee niet vergelijken: “Wij zijn maar liefhebbers …” Een lach golft door de zaal.
Krása’s Tanec voert het concertpubliek mee op de weg die met Schulhoff al ingeslagen was: de dans begint met een opzwepend ritme. De melodie wordt door viool, altviool en cello aan elkaar doorgegeven, en net als de dans goed op gang is valt hij abrupt weer stil: vanuit het niets komt een zachte habanera-achtige passage voorbij, die in verschillende gedaanten verschijnt en daarna weer ingewisseld wordt voor ruwer materiaal. De dans flakkert opnieuw op, het tempo ligt hoger nu. Bedwelmende en grillige muziek, je luistert gefascineerd en voordat je er erg in hebt is het alweer voorbij.
Ook Krása’s Passacaglia en Fuga blijken raadselachtige muziek: de Passacaglia begint als een elegie en evolueert dan langzaam in een elegante en daarna steeds lichter van stemming wordende …wals! Met verbazing slaat mijn oor dit gade. Waar wil de componist met dit stuk naartoe? Maar wat een rijke en fascinerende muziek! Ineens een glissando, dissonanten volgen, de muziek wordt ronduit grotesk en ontspoort dan geheel, maar boven dit alles houdt de walsmelodie fier stand. Dan valt de muziek uiteen, de walsmelodie klinkt in flageoletten nog na tegen een eenvoudige begeleidingsfiguur, waarna de Fuga inzet. De instrumenten converseren in een montere stemming, aanvankelijk wat ingehouden gespeeld, maar gaandeweg wordt de muziek steeds wervelender, zelfs zwierig. De sfeer herinnert aan de wals uit de Passacaglia. En weer die metamorfosen! Het eindigt op de rand van krankzinnigheid, met een eensgezind glissando van de drie musici, de hoogte in en dissonant. Krása heeft aan een paar minuten genoeg en laat de luisteraar happend naar adem en in een staat van verwondering achter. Met deze werken geeft de componist een indrukwekkend visitekaartje af: fascinerende, grillige en virtuoos schertsende muziek. M ijn bewondering heeft hij.
Het vierdelige concertprogramma van vanavond doet in zichzelf denken aan een klassieke compositie, met Schubert en Beethoven als solide hoekdelen. Goed doordacht, en voor de luisteraar fijn om deze veelbewogen avond af te sluiten met een beetje houvast. Beethovens strijktrio’s opus 9 behoren al jarenlang tot mijn favoriet en. Ik heb maar één opname, en gelukkig geen LP want die zou inmiddels al helemaal grijsgedraa id zijn. Voorafgaand aan het concert van vanavond ontdekte ik via de website van de Nijmeegse Stichting voor Kamermuziek dat het uitvoerend gezelschap op mijn CD, het Trio Italiano d’Archi, te gast was in de Vereeniging in december 1962 en december 1963. (Ze voerden toen onder andere Beethovens Serenade opus 8 en het Strijktrio opus 9 nr. 2 uit.) Van de drie strijktrio’s uit opus 9 heeft het trio dat vanavond op het programma staat een onmiskenbaar opgewekte stemming, waar het tweede trio contemplatiever, meer verinnerlijkt is en het derde emotioneler en dramatisch er (C mineur!) van karakter is.
Het blijmoedige Strijktrio opus 9 nr. 1 is uitstekend gekozen als afsluiting van deze concertavond. Na het geconcentreerd luisteren en het noteren van de vele indrukken die de muziek van Schubert, Schulhoff en Krása wekte, leunt de recensent nu wat meer achterover om zich mee te laten voeren op de klanken van Beethovens heerlijke trio. Ontspannen afsluiten van de avond, althans dat denkt hij dan nog. Wat hij noteert is: aarzelende, aftastende inleiding in het openende Adagio, Beethoven laat de instrumenten eerst kalm kennismaken. Na enkele maten vinden ze elkaar en gaat de muziek eensgezind en vol overtuiging Allegro uit de startblokken. Loepzuiver en spatgelijk spel. Lyrische lijnen in de viool. Mooie afwisselingen in dynamiek. Tegen het einde van dit deel even uitstapjes naar andere toonsoorten : de virtuoos componerende Beethoven. In het tweede deel Adagio stroomt de prachtige melodie van de viool, de muziek brengt vervoering. In het opgewekte Scherzo en in het afsluitende Presto bruist de muziek met niet aflatende energie, er wordt geestdriftig gemusiceerd en vooral in het Presto is er een enorme drive. Ook weer de verkenningen in andere toonsoorten, mineurpassages, vertragen en versnellen, diminuendo en crescendo, het hele virtuoze palet kortom, en het trio eindigt in een ware dollemansrit. Na het slotakkoord springt het concertpubliek overeind om de musici luid applaudisserend hun enthousiasme over te brengen. Volkomen terecht, wat een geweldige uitvoering! Een geweldig besluit van een geweldige avond. Hulde aan Liza Ferschtman, Marc Desmons en Antoine Lederlin.
Na de muzikale wervelwind van vanavond stappen de concertgangers met tintelende oren de buitenlucht weer in. Als deze recensent op zijn fiets klimt is er geen mist meer te bekennen.
PRINT