Vilde Frang
Nicolas Altstaedt
‘Better than Carnegie Hall’
// Vilde Frang / Nicolas Altstaedt
16 januari 2018
Alweer een bijzondere avond! Met Vilde Frang als eigentijdse vrouwelijk Paganini en Nicolas Altstaedt als een jonge Pablo Casals in onze eigen Carnegie Hall aan het Keizer Karelplein. Zij spelen werken van de Hongaarse componisten Kodály en Bartók, die bij het grote publiek niet zo bekend zijn. Vandaar dat de toelichting vooraf door Gerard op het Veld nuttig was. Dat vonden nog zo’n 70 toehoorders, die de inleiding bijwoonden.
Beide componisten maakten veel gebruik van de Hongaarse volksmuziek, waar zij veel onderzoek naar deden. Zo leerden we dat typische kenmerken zijn: de vijftoons-toonladder (zwarte toetsen op de piano), de sterk wisselende staccato-achtige ritmes en de typische intervallen, zoals het “vallende kwart”. Gerard demonstreerde dit op de piano en het kwartje viel inderdaad. Ook worden geluidseffecten zoals van de doedelzak en het cymbaal (met twee hamertjes bespeeld, zoals in de zigeunermuziek) bereikt. Benieuwd naar wat ons te wachten stond gaan we naar de zaal in, die weer volloopt met ook opvallend veel jongere bezoekers.
Voorzitter Henk Beerten verwelkomt de aanwezigen en wenst ons namens het bestuur een gezond en muzikaal 2018 toe. Vervolgens wordt een stoel op het grote lege podium gezet en komt Nicolas Altstaedt in een makkelijk zittende wijde broek op met zijn cello. Direct bij de inzet van de sonate van Kodály (uit 1915) denk je onwillekeurig aan de beroemde cellosuite van Bach, maar al gauw blijkt het idioom totaal anders. Kodály was zelf een uitstekend cellist en gebruikte alle mogelijke technieken. Vooral het tokkelen van de snaren met de vingers, vaak gelijktijdig met het aanstrijken, komt veel voor. Daarnaast gecompliceerde trillers, glissandi en flageoletten. Om een speciale klank te krijgen zijn de twee laagste snaren een halve toon lager gestemd. Het resultaat is overrompelend – van heel zacht tot volle sterkte en van heel laag (contrabas) tot heel hoog (viool). Een half uur lang houdt Nicolas ons in de ban. Het is muisstil. Zelfs tussen de delen door wordt er nauwelijks gekucht. En dat is bijzonder in deze periode met kwakkelend winterweer. Het derde deel is een aaneenschakeling van virtuoze volksmuziek waarbij alle registers open gaan. Nicolas krijgt terecht een staande ovatie.
De stoel wordt weggehaald en de lange blonde Vilde Frang verschijnt in een mooie, stemmige jurk. Zij speelt de sonate voor viool solo (Sz 117) van Bartók. Hij schreef dit stuk in 1944, een jaar vóór zijn dood in de VS in opdracht van Yehudi Menuhin. Het is een uitdrukking van de strijd tegen de ziekte leukemie: schrijnend, bijtend en schurend. Vooral in het tweede deel is dat te horen als een dialoog in de vorm van een fuga. Het derde deel, Melodia, is daarentegen van een onaardse schoonheid met hoge, ijle tonen, deels en sourdine gespeeld. De fantastische akoestiek van de zaal komt optimaal tot zijn recht. Ik denk dat velen op het puntje van hun stoel hebben zitten luisteren. Het laatste deel, Presto, is weer een spannende reeks van volksdansthema’s. Vilde ziet kans om de spanningsboog gedurende het hele stuk, wat ook weer zo’n half uur duurt, vol te houden. Ze zal dit stuk al vaak hebben gespeeld, maar het blijft buitengewoon knap om zoiets in de vingers te krijgen en er zo volledig in op te gaan. Ook voor haar een uitbundig applaus.
Na de pauze spelen ze samen de duo-sonate voor cello en viool van Kodály, ontstaan in het oorlogsjaar 1914 in Parijs. Nu spelen ze met de muziek op de lessenaars. Alweer een grote variatie van thema’s met een heftig begin en later heel zachte passages, waarbij men de oren moet spitsen om niets te missen. Het publiek is nog steeds vol aandacht.
Na afloop had ik de gelegenheid om de solisten even te spreken. Ze waren hier eerder in 2015 met twee andere musici. Ook nu waren ze vol lof over de zaal, zowel de intense aandacht van het publiek als de mooie akoestiek. Het deed Vilde denken aan haar optreden in Carnegie Hall in New York. ‘Better than Carnagie Hall’, liet ze zich zelfs ontvallen.
Na een haastig verorberd bord tomatensoep moesten ze alweer in de taxi naar Eindhoven, waar Nicolas dit jaar “artist in residence” is. Een druk bestaan! Wat mij betreft komen ze nog eens terug.